Skip to the main content

Een complexe puzzel die samen gelegd moet worden

Martin Westenberg, sectorprojectmanager voor de sector Publieke Gezondheid, en Reijer Aarnoudse, projectleider Elektronisch voorschrijfsysteem (EVS), werken samen aan het programma Medicatieoverdracht voor de sector Publieke Gezondheid. De sector heeft de eerste stappen op weg naar digitale uitwisseling van medicatiegegevens met andere sectoren gezet. Hoewel het een uitdaging is, doet de sector er alles aan om de snelheid vast te houden.

De twee projectleiders vullen elkaar mooi aan. Martin heeft onder andere ervaring opgedaan bij de GGD Zuid-Holland Zuid als projectleider in Covid-tijd en werkte jarenlang voor een farmaceutische groothandel. Reijer werkte de afgelopen jaren als projectleider in diverse projecten over gegevensuitwisseling, heeft ervaring met VIPP-programma’s en apothekers. De sector Publieke Gezondheid bestaat uit 25 GGD’en met 7 werkvelden. Hiervan schrijven 5 werkvelden geneesmiddelen voor. GGD GHOR Nederland is de overkoepelende brancheorganisatie van waaruit Martin en Reijer werken.

Waarom neemt de sector Publieke Gezondheid deel aan het programma Medicatieoverdracht?
Martin: “Een van de directeuren Publieke Gezondheid, directeur van GGD Hollands Midden in Leiden Sjaak de Gouw, is sinds 2011 betrokken bij medicatieveiligheid en de uitwisseling van medicatiegegevens in de keten. Hij is opgeleid als arts, heel bevlogen over het onderwerp en heeft daar de hele sector in meegenomen. Het doel van onze sector is dat iedereen in Nederland zich gezond voelt en in staat is gezond te leven. Door betere digitale uitwisseling van medicatiegegevens in de keten vergroot je niet alleen de medicatieveiligheid van de cliënten, je faciliteert ook de artsen doordat ze op een snellere en efficiëntere manier altijd de beschikking hebben over een actueel medicatieoverzicht. Dat scheelt tijd, want bellen naar een andere zorgverlener is dan minder vaak nodig.”

Reijer: “In de publieke gezondheidszorg hebben we een relatief grote groep kwetsbare cliënten met weinig digitale en gezondheidsvaardigheden. Het is voor hen vaak lastig om informatie over gezondheid te verkrijgen, te begrijpen, te beoordelen en te gebruiken bij het nemen van gezondheid gerelateerde beslissingen. Voor deze groep is het extra belangrijk dat de zorgprofessional op de hoogte is van hun medicatie, labresultaten, contra-indicaties en overgevoeligheden omdat ze die niet altijd zelf paraat hebben.”

Wat is er al gebeurd?
Martin: “Mijn voorganger startte in 2020 met een eerste inventarisatie van de medicatieprocessen in onze sector. Elk werkveld werkt met één of meer elektronische cliëntendossiers en vaak ook met een eigen medicatiemodule. Onze directeuren besloten dat we voor de hele sector willen gaan werken met één elektronisch voorschrijfsysteem (EVS) dat voldoet aan de nieuwe informatiestandaard Medicatieproces 9. De huidige systemen zijn niet toekomstbestendig wat betreft de nieuwe informatiestandaard. Na de aanbesteding en diverse brainstormsessies met verschillende teams van onder meer zorgprofessionals en informatiemanagers, hebben we vorig jaar september gekozen voor het EVS Medimo. Medimo doet ook mee aan de Kickstart Medicatieoverdracht.”

Wat staat jullie nu te doen?
Reijer: “De volgende stap is om het EVS te gaan implementeren bij alle GGD’en. Wij ondersteunen hen daar zo goed mogelijk bij met bijvoorbeeld landelijke documenten, takenlijsten en een toolkit communicatie. Hierna kunnen we aansluiten op het Landelijk Schakelpunt en gegevens gaan verzenden en ophalen met de oude informatiestandaard Medicatieproces 6 zoals een actueel medicatieoverzicht (AMO). Dat is een beperkte dataset. Daarna gaan we op kleine schaal, met een paar GGD’en, het uitwisselen volgens de nieuwe en uitgebreidere informatiestandaard Medicatieproces 9 beproeven. We hopen dat we hier in 2025 mee kunnen starten. Na deze aanvullende beproeving kunnen we gaan uitwisselen volgens de nieuwe informatiestandaard en dan wordt het echt interessant voor onze zorgprofessionals, dan heb je een veel bredere set medicatiegegevens, de basisset medicatiegegevens (BMG).”

Hoe reageert de sector?
Martin: “De sector wil het snel, goed en duidelijk geregeld hebben. Want wanneer je bijvoorbeeld werkt voor het veld TBC-bestrijding of seksuele gezondheid en er meldt zich een nieuwe cliënt, dan wil je als zorgprofessional graag een actueel medicatieoverzicht kunnen raadplegen. En wel voordat je als arts zelf geneesmiddelen gaat voorschrijven. Dat geldt ook voor wanneer je dienst hebt bij Forensische Geneeskunde en er in een politiecellencomplex nieuwe cliënten binnenkomen die soms verminderd aanspreekbaar zijn.”

Reijer: “Het betekent natuurlijk wel dat onze artsen, verpleegkundigen en medisch-technische medewerkers op een iets andere manier gaan werken, met een nieuw systeem. Dat zal even wennen zijn maar we gaan de overgang onder meer via werkveldsessies en trainingen zo soepel mogelijk laten verlopen.”

Wat zijn nog knelpunten in het programma?
Martin: “Het regelen van de algemene voorzieningen die randvoorwaardelijk zijn voor gegevensuitwisseling is nog uitdagend. Na het invoeren van het EVS is de volgende stap het voorbereiden op het aansluiten voor medicatieoverdracht op het Landelijk Schakelpunt (LSP). Het is nog zoeken hoe we dit als sector Publieke Gezondheid snel en goed kunnen regelen. Wij zijn eigenlijk 25 organisaties onder 1 vlag, dat is nieuw. VZVZ denkt constructief mee hoe dit te realiseren.”

Reijer: “Toestemming is ook een uitdaging. Dat heeft aan de ene kant ook weer te maken met het LSP. De toestemmingsvoorziening Mitz, is verbonden met het LSP dus dat is dezelfde puzzel. Aan de andere kant hebben we ook een populatie van cliënten die voor een deel waarschijnlijk minder toestemming wil of kan geven. Bij seksuele gezondheid wil een groep mensen graag anoniem blijven bijvoorbeeld. Bovendien valt een kleine groep cliënten in de groep ‘niet-gedocumenteerden’, omdat ze niet over een BSN of Vreemdelingennummer beschikken.”

Martin: “De bekostiging is ook een knelpunt. De gemeentelijke budgetten zijn beperkt in onze sector. Hierover zijn we in gesprek met het ministerie van VWS.”

Wat geeft jullie energie in dit programma?
Martin: “De samenwerking met andere sectoren vind ik echt energie geven. Al vind ik het ook wel een uitdaging om met elkaar de urgentie en de snelheid vast te houden terwijl elke sector specifieke wensen heeft. We willen het momentum bij onze zorgverleners niet verliezen. Ook het toewerken naar het gezamenlijke doel, het verhogen van de medicatieveiligheid en het fors verlagen van het aantal medicatiefouten en hieraan gerelateerde ziekenhuisopnamen, geeft veel voldoening.”

Reijer: “Het is een interessant en dynamisch proces om samen te werken met zo’n grote groep betrokken collega’s, waaronder onze zorgprofessionals, informatiemanagers, projectcoördinatoren en bestuursleden. Je staat als sector samen voor een complexe puzzel die gelegd moet worden.”

Hebben jullie nog een tip voor andere sectoren?
Martin: “Draagvlak creëren bij je achterban is heel belangrijk. Blijf in gesprek en betrek mensen. Ga langs, heb ook aandacht voor de verschillen tussen organisaties. Dat proberen wij te doen met de implementatie van Medimo en dat werkt heel goed.”

Aan wie geven jullie het stokje door?
Martin: “Aan Joppe van der Reijden, sectorprojectleider Huisartsenzorg, omdat de medicatie die onze doelgroep gebruikt meestal door de huisarts wordt voorgeschreven.”

In contact komen met de sector Publieke Gezondheid? Bekijk hier de contactgegevens.

Reijer Aarnoudse en Martin Westenberg
Ga naar boven

Volg ons